Pantoffel v. (-s), eene soort van schoeisel, met laag bovenwerk, vooral door vrouwen gedragen, huisschoen; muil;
— (fig.) hij staat, zit onder de pantoffel, hij laat zich door zijne vrouw regeeren;
— de pantoffel kussen, onder de pantoffel zitten;
— het op zijne pantoffeltjes afkunnen, het niet druk hebben;
— (plantk.) pantoffelbloem. PANTOFFELTJE, o. (-s).