Opstroopen - (stroopte op, heeft opgestroopt), opslaan, in de hoogte stroopen : de mouwen, zijne broek opstroopen;
— af stroopen, door stroopen wonden;
— (gew.) hij laat er altijd een ander voor opstroopen, opdraaien, de onaangename gevolgen ervan ondervinden. OPSTROOPING, v. (-en).