Gepubliceerd op 22-11-2018

Opslaan

betekenis & definitie

Opslaan (sloeg op, heeft en is opgeslagen), opwaarts, in de hoogte slaan : een bal, een tip opslaan;

— (balspel) een bal opslaan, den paal met den bal raken; opslaan, door het uitslaan den achterpaal en door het terugslaan den voorpaal raken;
opzetten ; den kraag van zijne jas opslaan;
— omslaan : zijne mouwen, de broekspijpen opslaan;
— een hoed opslaan, den rand opzetten, optoomen;
— de oogen opslaan, naar de hoogte wenden: hij durft de oogen niet opslaan, is zeer bevreesd, beschroomd, verlegen;
— geen oog uit een boek, van zijn werk opslaan, voortdurend lezen, werken;
—opzetten, neerzetten, in elkander zetten: eene ient, eene schuur, een ledikant opslaan;
— het kraambed opslaan, de kraamkamer in gereedheid brengen, zich op het baren voorbereiden;
— een leger opslaan, eene legerplaats in orde brengen;
— zijne woning ergens opslaan, zich ergens voorgoed nederzetten;
— (zeew.) opzetten, opstellen; uit kabelgaren touw vervaardigen; ratelen;
— koopwaren, steenkolen opslaan, in pakhuizen bergen, een grooten voorraad ervan opdoen;
— zijne winterprovisie opslaan, inkoopen, opdoen;
— (fig.) met iem. opslaan, zich naar iem. schikken, zijn zin doen;
— in prijs verhoogen, hooger worden : hij slaat de boter op; de boter slaat op; de huishuur is opgeslagen, hooger geworden;
— de huisheer slaat ons iedere 4 jaar, f 50 op, stelt den huurprijs zooveel hooger;
— een knecht opslaan, zijn werkloon vermeerderen; een pachter, de pachtsom opslaan, het pachtgeld verhoogen;
— openslaan : een boek, eene deur, de dekens opslaan;
— ongezaaid opspruiten, groeien : hier slaan veel jonge eiken op;
— vochtig worden: bij dooiweer slaan de steenen op;
— beginnen : een breiwerkje, eene kous opslaan, de eerste steken ervan opzetten;
— beginnen te slaan, raak slaan : sla eens op, als je durft, uitdaging van een vechtlustigen knaap;
— je moet er maar opslaan, als hij weer begint, goed raak slaan; hij houdt erg van opslaan.

< >