Opgaand bn. opgaande boomen, hoogstammig; opgaand hout, boomen, in tegenst. van kreupelbosch en hakhout;
— opgaand metselwerk, wat zich boven den beganen grond bevindt;
— steil : een opgaande berg;
— opkomend: de opgaande zon;
— de opgaande lijn, opwaarts gerekend (in de geslachtkunde): in alle Duitsche wetten staat de opgaande lijn beneden de neergaande; (w. g.) opgaande brug, ophaalbrug;
— (fig.) de opgaande zon aanbidden, de partij, de zijde kiezen van hen die tot macht en aanzien komen;
— eene opgaande deeling, waarbij geen rest overblijft.