Gepubliceerd op 22-11-2018

Opfrisschen

betekenis & definitie

Opfrisschen (frischte op, heeft en is opgefrischt), ververschen, frisch maken: de bloemen zijn door den regen weer aardig opgefrischt; de aardbeien hebben ons lekker opgefrischt;

— iemands geheugen opfrisschen, hem verschillende zaken weer in ’t geheugen terugroepen;
— frisch worden : de lucht is na het onweer geheel opgefrischt;
— (fig.) van die rekening zal hij opfrisschen, die zal hem tegenvallen;
— daar zal hij van opfrisschen, daar zal hij vreemd van opkijken. OPFRISSCHING, v. het opfrisschen; inz. van het geheugen: iem. eene opfrissching geven, vermaning, straf.

< >