Wat is de betekenis van vermaning?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vermaning

v. (-en), 1. het vermanen, zedenles, waarschuwing, aansporing tot het goede : die profeteert, spreekt den mensen stichting, en vermaning, en vertroosting (1 Gor. 11: 3); —2. een vermaning van koorts, lichte aanval; 2. (gew.) godsdienstoefening der Doopsgezinden ; (meton.) kerkgebouw der Doopsgezinden.

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vermaning

vermaning - zelfstandig naamwoord uitspraak: ver-ma-ning 1. wat je zegt om iemand te wijzen op gevaar of schade ♢ zij kregen een vermaning van de oude dominee 2. kerkgebouw van doopsgezinden ♢ w...

2025-07-15
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vermaning

waarskuwing.

2025-07-15
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

VERMANING

(Fr. : formanje, formoanje). Paulus eindigt zijn brieven met raadgevingen en V.en. Kenmerk van de chr. gemeente was de onderlinge F.: men had elkaar aan de eisen van een chr. leven te herinneren en te waarschuwen voor al wat daarmee strijdt. Daarom heetten de doopsgez. prekers ‘vermaners’ en hun schuilkerken V.en. Vandaar nog Formanjes...

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vermaning

s., formoanning, warskôging, ynsizzing.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vermaning

v. vermaningen (1 aansporing [tot beterschap]; opwekking, waarschuwing, zedenles; 2 lichte aanval van enige ziekte; 3 preek bij de doopsgezinden; hun godsdienstoefening, bedehuis): 1. wij gaven hem allerlei vermaningen; 2. een vermaning van een beroerte; 3. gaat ge mee naar de vermaning? (voor het bedehuis meestal: vermaanhuis).

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vermaning

v. (-en; ...ninkje) I. Eig. 1. Algm. het vermanen, ernstige waarschuwing. 2. Inz. preek bij de doopsgezinden. II. Metf. lichte aanval: een van een beroerte.