Opdrachtig bn. bw. (-er, -st), rood en gezwollen (van aangezicht); opdrachtig rood, hoogrood;
— (gew.) opgezet, gezwollen van het lichaam; die vrouw wordt wat opdrachtig;
— (Z. A.) een opdrachtige weg, opgaand, stijgend, klimmend. OPDRACHTIGHEID, v.