bn. (-der, -st), niet kunnende verbeterd worden: in den tekst was eene onverbeterbare feil ingeslopen;
— te slecht, te erg om nog voor verbetering vatbaar te zijn : om dit diep verdorven rnenschengeslacht, zoo het onverbeterbaar bleef, van den aardbodem te verdelgen;
— te voortreffelijk om verbeterd te kunnen worden, onovertrefbaar: onverbeterbare deugdelijkheid. ONVERBETERBAARHEID, v.