Gepubliceerd op 01-11-2018

Ontvallen

betekenis & definitie

(ontviel, is ontvallen), door te vallen buiten iemands macht of bereik komen ; zie d’euterknaap de schaal ontvallen uit de hand;

ontglippen : dan ontvalt mij wel een traan;
geheel of gedeeltelijk voor den bezitter verloren gaan : zijn rijkdom is hem ontvallen; de laatste hoop ontvalt ons;
— de moed ontvalt mij, zinkt mij in de schoenen;
— ondoordacht of bij vergissing iets zeggen, laten ontglippen : van dit geheele voornemen lieten wij ons geen woord ontvallen; geen klacht ontviel zijn mond;
— (spr.) wie veel kalt, veel ontvalt, wie veel praat, verpraat zich licht;
— afvallig worden : in zijn tegenspoed ontvielen hem al zijne vrienden;
— door noodlottige omstandigheden ontnomen worden, (euphemistisch voor) ontsterven ; haar moeder was haar vroeg ontvallen.

< >