Gepubliceerd op 01-11-2018

Onmogelijk

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st), niet kunnende gebeuren : het is me ónmogelijk langer te blijven; geen ding is bij God ónmogelijk; dit schijnt onmogelijk; ik houd het voor ónmogelijk; gij vergt van mij het ónmogelijke, wat niet te doen is, (ook) meer dan iem. kan volbrengen;

— een ónmogelijk geworden toestand, die niet langer zó kan voortduren;
—zich voor een betrekking ónmogelijk maken, zich zo gedragen dat men die betrekking onmogelijk kan bekleden, (vandaar) onbruikbaar in de maatschappij, zo zonderling en belachelijk als men zich nauwelijks kan voorstellen : ’f is een onmogelijke kerel;
—• in zijn soort bespottelijk, overdreven : wat een onmogelijke hoed heb jij daar op !
— bw. stellig niet: ik kan onmogelijk langer blijven. ONMOGELIJKHEID, v.