Gepubliceerd op 01-11-2018

Onbruikbaar

betekenis & definitie

bn. (-der, -st), niet bruikbaar, niet te gebruiken: die kanonnen zijn onbruikbaar;

hij is als onderwijzer onbruikbaar; iets onbruikbaar maken, maken dat het niet meer gebruikt kan worden, het ongeschikt maken voor het gebruik;
— de wegen waren onbruikbaar. ONBRUIKBAARHEID, v.