bn. (van pers.) niet bewaakt, zonder bewaking, toezicht of opzicht gelaten: terwijl de gevangene onbewaakt was, zocht hij door het venster te ontkomen; (van plaatsen) door geene wacht tegen gevaren of aanvallen behoed, ‘door geene wacht beschermd: onbewaakte wegen en vaarten; verlaten stonden daar de steenen schilderhuizen, onbewaakt de half vervallen vestingmuren; (fig.) de geslepen verleider veroverde spoedig het onbewaakte hart van het schuldelooze meisje;
— een onbewaakt oogenblik, een oogenblik waarin iem. door gebrek aan waakzaamheid over zichzelven in handelen of spreken onberaden, onbezonnen of onvoorzichtig te werk gaat.