Gepubliceerd op 01-11-2018

Onbekwaam

betekenis & definitie

bn. (...kwamer, -st), niet bekwaam, ongeschikt, onbruikbaar : een onbekwaam ambtenaar; een der onbekwaamste officieren van het leger; hij is al heel onbekwaam in zijn vak; de liefde maakt ons achterdochtig, jaloersch, onredelijk, onbekwaam. tot onze allergewoonste bezigheden; de wanhoop verduistert ons verstand en maakt ons onbekwaam om tegen het lot te worstelen; daarvoor ongeschikt, daartoe niet in staat: tot alles onbekwaam, ongeschikt om iets hoegenaamd te doen;

— (art.) onbekwaam buskruit, buskruit vermengd met zand, steen of ijzerschiliers, en dat uitgeloogd moet worden om het bruikbaar te maken;
— door het gebruik van geestrijke dranken niet bekwaam om te denken, beneveld, beschonken (verzachtende uitdrukking voor dronken): ik heb hem nooit onbekwaam gezien.
ONBEKWAMELIJK, bw. (w. g.).