bn. (van pers.) geen heer hebbende om hen te besturen, van onmondigen die geen ouders of voogd hebben om voor hen te zorgen, (w. g.): toen zij nu als onbeheerde wees alleen stond in de wereld;
— (scherts.) er waren véle onbeheerde dames, zonder gezelschap van een heer;
— (van goederen) door niemand beheerd, buiten beheer of toezicht: onbeheerde huizen hebben veel te lijden; (rechtst.) aan geen bekenden eigenaar toebehoorende: onbeheerde goederen; onbeheerde nalatenschappen, waarvoor zich niemand opdoet of die door de erfgenamen verworpen zijn.