Misdoen (deed mis, heeft misgedaan), verkeerd doen: den eersten stoot doe ik altijd mis;
— (misdeed, heeft misdaan), kwalijk handelen, zondigen: indien ik misdaan heb, moge mij God vergeven;
— in strijd met de wet handelen: wat had hij misdaan, dat hij zoo zwaar is gestraft?;
— beleedigen, onrecht aandoen: ik vergeef u alles, wat gij mij misdaan hebt.