Gepubliceerd op 19-09-2018

Mannetje

betekenis & definitie

MANNETJE, o. (-s), klein manspersoon; kort en dik ventje;

— een teer mannetje, zwak persoon;
daar heb ik mijn mannetjes voor, dat doe ik zelf niet;
— (spr.) iets mannetje voor mannetje doen, met slaafsche nauwgezetheid; mannetje naar mannetje doen, iets precies namaken;
— (Zuidn.) mannetjes maken, onnoodige plichtplegingen maken; iem. een mannetje minder maken, hem ombrengen;
— mannelijk dier of plant en dan meest in samenstellingen gebruikt: mannetjes en wijfjes; de mannet] es der patrijzen; mannetjeseend, mannetjeshennep, mannetjesvaren;
— (sterr.) Ganimedes;
— kraansleutel;
— gegoten ijzeren dwarsstukje iD de schalmen van eeD zwaren ketting;
— (scheepsb.) zeker houtwerk van het galjoen.

< >