Wat is de betekenis van Mannetje?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mannetje

o. (-s).

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

mannetje

1) (1981) (Vlaanderen, kindert.) penis, piemel. Syn.: kerel*. • (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981) • (Johan De Caluwe, Veronique De Tier, Anne-Sophie Ghyselen, Roxane Vandenberghe: Atlas van het Dialect in Vlaanderen. 2021) p. 81 2) (1948) (Barg.) de man met het geld. • (Henry Roskam: Boev...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mannetje

mannetje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord man 2. dier van het mannelijk geslacht Het mannetje zoekt een vrouwtje. 3. tekenen|getekende menselijke figuur Woordherkomst afgeleid van man met het achtervoegsel -etje dat verkleinwoorden vo...

2025-07-15
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

mannetje

mannetje: ander woord voor renner of ploegmaat.

2025-07-15
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Mannetje

Mannetje - →Sluiting.

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-15
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

Mannetje

(z.h.) de mand [lees: man] met het geld. Ik zal je morgen 't mannetje brengen, d.w.z. die achter de schermen blijft tot de koop is gesloten.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mannetje

o. mannetjes; kleine man; Z.-N. gebakken, getekend poppetje: het mannetje in de maan, maanvlekken.