Loonen (loonde, heeft geloond), vergelden, beloonen, betalen iem. met ondank loonen; God loone het u!;
— dat loont de moeite niet, is de moeite niet waard;
— die wijn loont wel, is het geld wel waard dat men er voor betaald heeft. LOONING, v. het loonen; (mv. -en) belooning.