Gepubliceerd op 01-09-2018

Betalen

betekenis & definitie

BETALEN, (betaalde, heeft betaald), iem. het. verschuldigde toetellen of doen toekomen;

— eene schuld vereffenen iem. eene rekening, eene schuld betalen; iem. betalen; de arbeiders werden met bonnetjes met (in) zilvergeld betaald; iets duur betalen, elkander met gesloten beurzen betalen;
— beloonen den arbeid betalen;
— betalende ertsen, die de ontginning loonen;
— (fig.) den tol der natuur betalen, sterven;
— het gelag betalen, zijne eigen vertering, ook die van anderen betalen; (fig.) iets boeten, het slachtoffer van iets zijn, ervoor opdraaien; leergeld betalen, door schade wijs worden
— iem. iets betaald zetten, zich wreken over iets;
— eene. roekeloosheid met zijn leven betalen, ten gevolge dier roekeloosheid sterven;
— met gelijke munt betalen. kwaad met kwaad vergelden;
— met ondank betalen BETALER, m. (-s), het zijn kwade betalers, die niet of slecht betalen. BETAALSTER, v. (-s)