Gepubliceerd op 19-09-2018

Linie

betekenis & definitie

Linie v. (-s, ...niën), streep, lijn;

— (R.-K.) de Heilige Linie, de oostwaartsche richting van kerk en altaar;
evenaar, evennachtslijn: de linie passeeren, van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond gaan of omgekeerd;
— (scherts.) hij is de linie gepasseerd, hij is over de 50 jaar;
— (vest.) eene samenhangende reeks van verschansingen om eene stelling te dekken de Utrechtsche linie; de linie van defensie;
— (oorl.) eene in lange reeks opgestelde troepenmacht, slaglinie, ook van oorlogsschepen, die zich achter elkaar opstellen de ruiterij brak door de vijandelijke linie; loefwaartsche, lijwaartsche linie;
— de geregelde troepen, die in gesloten gelederen vechten;
— troepen, schepen van linie, linietroepen, linieschepen
— opvolging van graden in bloedverwantschap, tak, lijn: opklimmende, afdalende linie; zijdelingsche linie.