Gepubliceerd op 19-09-2018

Leest

betekenis & definitie

LEEST, v. (-en), gestalte, vorm (des lichaams): eene slanke leest;

— vorm (van schoenen, kousen enz.);
— (inz. bij schoenm.) de meestal houten vorm, waarover de schoenen of laarzen gevormd worden op de leest zetten;
— (fig.) het lijf op de leest zetten, zijne maag op de leest slaan, onmatig eten;
— (fig.) lieden van ééne leest, van ééne klasse, die elkander verstaan, die van dezelfde meening zijn;
— zich op eene fraaie leest vormen, goede voorbeelden volgen; zij schoeien op ééne leest, zij komen vrijwel overeen; dat is op dezelfde leest geschoeid, op dezelfde wijze ingericht;
— (spr.) schoenmaker houd u (of blijf) bij uwe leest, bemoei u met uwe eigen zaken, oordeel niet over dingen, die gij niet verstaat;
— (ijzerfabr.) kern of doorn, zie op die woorden;
— (timm.) wigvormig draagplankje ter ondersteuning eener hellende plaat, welke als onderdorpel van een kozijn dienst doet. LEESTJE, o. (-s).

< >