Gepubliceerd op 06-12-2018

ZETTEN

betekenis & definitie

ZETTEN, (zette, heeft gezet), doen zitten : zet het kind op uw schoot; een zieke in een leuningstoel zetten; zich zetten, gaan zitten; zet u, neem plaats;

— zich voor iets zetten, met ernst iets beginnen;
— gezet arbeiden, geregeld en ernstig;
— iem. te paard zetten, op het paard helpen, (ook fig.) hem voorthelpen;
— iem. weer in het zadel zetten, hem te paard helpen, in betere omstandigheden brengen;
— zich op den troon zetten, zich met geweld daarvan meester maken;
— iem. op zijne plaats zetten, hem deemoedigen;
— (gemeenz.) zich op voer zetten, flink eten;
— iem. in de gevangenis, achter de tralies zetten, hem daar opsluiten; vogels in eene kooi zetten, opsluiten;
— eene kip op eieren, te broeden zetten, eieren laten uitbroeden;
— juweelen, steenen zetten, kassen; eene schilderij in eene lijst zetten, inlijsten;
— iets in een opgerichten stand ergens plaatsen (vaak in tegenst. met leggen): alles op zijne plaats zetten; een boek in de kast zetten; stoelen bij de tafel, voor het raam zetten; een kind in een hoek zetten, tot bestraffing; een glas op tafel zetten, doen staan; eten, spijzen op tafel zetten, op dragen; den hoed op het hoofd zetten;
— soldaten in rij en gelid zetten; het eene been voor het andere zetten, langzaam voortgaan ; iem. een beentje zetten, hem den voet lichten;
— hij zet geen voet meer over den drempel, enz. zie voet;
— iem. aan land zetten, hem ontschepen;
— (spr.) ongenoode gasten zet men achter de deur, worden kwalijk ontvangen;
— iem. buiten de deur zetten, hem verwijderen;
— iem. op straat zetten, buiten het huis zetten, omdat hij de huur niet betaalt, (ook fig.) hem uit zijne betrekking ontslaan, hem alle inkomsten ontnemen;
— de kachel zetten, voor den schoorsteen, met pijpen en toebehooren om ze te kunnen stoken;
— stoelen zetten, geregeld plaatsen, in eene kerk b.v.;
— hoornen zetten, planten;
— iets te koop, te huur zetten, bekendmaken dat men het verkoopen, verhuren wil; iets te kijk zetten, het laten bekijken;
— iem. te kijk zetten, aan de bespotting, verachting prijs geven;
— hooi aan oppers, hout aan vamen zetten, oppers, vamen ervan maken;
— eene bepaalde plaats geven : den pot op het vuur zetten, om iets te warmen of te koken;
— iets in de zon, in de open lucht zetten; iem. in het zonnetje zetten, zie ZONNETJE;
iets, iem. op zijde zetten, zie ZIJDE;
— iem. het pistool op de borst zetten, hem dreigen te doorschieten;
— iem. het mes op de keel zetten, zie MES;
— de puntjes op de i zetten, zie PUNTJE;
— bloedzuigers, koppen zetten, om iem. bloed af te nemen;
— een lavement zetten, het iem. geven;
— een gebroken been zetten, samenvoegen en in een verband leggen;
— plaatsen : iem. het hoofd recht zetten, hem doen gehoorzamen;
— iets in azijn zetten, inmaken;
— eene steenbekleeding in beton zetten, met beton metselen;
— visch in een vijver zetten, poten;
— schrijven: zijn naam onder een stuk zetten, het onderteekenen; een adres op een brief zetten; iets in de krant zetten, door middel der krant het bekendmaken;
— vastnaaien : knoopen aan een rok, een stuk in een hemd zetten;
— vastraken : een schip op eene zandplaat zetten, het daarop vastvaren;
— een schip op het strand zetten, het laten stranden;
— de vrucht heeft zich gezet, het ei ontwikkelt zich tot vrucht;
— de koude heeft zich daar gezet, is daar vast gaan zitten, vertoont daar hare uitwerking;
— ik zal er de tering niet van zetten, krijgen, ik kan het best doen;
— dal zet kwaad bloed, dat geeft verbittering, haat;
— geven : geld op rente zetten, tegen zeker percent uitleenen;
— zijn horloge in den lommerd zetten, er geld op leenen; zijn geluk op eene kaart, alles op het spel zetten, wagen;
— iets te pand zetten, als onderpand geven;
— gelagen zetten, eene tapperij houden;
— dat zal ik je betaald zetten, ik zal je met gelijke munt betalen;
— brengen : het glas aan den mond zetten, om te drinken; een paard in galop zetten;
— woorden op muziek zetten, er de muziek bij maken;
— iem. aan het werk zetten, hem doen werken;
— land onder water zetten, het water er over laten stroomen, het inundeeren;
— eene hooge borst zetten, zie BORST;
ergens zijne schouders onder zetten, eraan helpen, het helpen tot stand brengen;
denken : zich iets in het hoofd zetten, er telkens aan denken, het voor waar houden;
zet dat uit uw hoofd, denk daar niet meer aan;
— zich over iets heen zetten, het uit zijne gedachten verdringen;
ik kan dat wel zetten, ik begrijp heel goed, hoe zoo iets kan voorkomen;
— ik mag hem wel zetten, ik begrijp hem heel goed, ik mag hem wel lijden;
— ik mag haar niet zetten, ik heb iets tegen haar;
bepalen : zijne zinnen op iets zetten, er naar streven, het begeeren;
— ik heb het er op gezet, ik ben vast van plan;
tijd en uur voor iets zetten, vaststellen, bestemmen; op gezette tijden, op geregelde tijden;
den prijs van het brood zetten, van overheidswege bepalen, regelen;
— een prijs op iemands hoofd zetten, geld uitloven om hem levend of dood in handen te krijgen;
verwedden: ik zet er een gulden onder; ik zet er mijn hoofd onder, ik geloof stellig en zeker; dat zet ik u, ik geloof niet dat gij het kunt, doet;
overvaren: iem. over de rivier zetten;
— laten aftrekken : koffie, thee, vlier zetten;
— beginnen : het op een loopen zetten;
— (drukk.) letters zetten : er moet nog een vel gezet worden; dat artikel is nog niet gezet. ZETTING, v. (-en), het zetten; het vaststellen van een bedrag, een prijs: de zetting der belasting, van het brood.