KNAAP, m. (knapen), jongen, gewoonlijk tot aan den jongelingsleeftijd knapen en meisjes, ook van jongelieden en mannen dat is een brave knaap, kerel; een lustige knaap, een schalk; (oudt.) schildknaap, wapendrager; (Zuidn.) jong ambachtsman, boodschapper; (Ind.) klein (driepootig) tafeltje; (Z. A.) lezenaar van den voorlezer in eene kerk, kleerenstander: met een diepen zucht hing Keesje den rok over den knaap; eene soort van hefboom, om de wagens op te lichten, ten einde de assen met wagensmeer te besmeren; (scheepst.) klampje, om iets voorloopig vast te spijkeren. KNAAPJE, o. (-s), kleine jongen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk