KLOOT, m. (-en), (verouderend) massieve bol, kogel: aardkloot, hemelkloot; (gew.) een langwerpig ronde bal, die over den grond wordt gerold; (fig.) de kloot rolt nog, de zaak is nog niet afgeloopen; (scheepst.) ronde knop op de , toppen der bramstengen, van schijfgaten voorzien, waardoor de vlaggelijn geschoren wordt: kloot van den voortop, den grooten top op den kruistop; (ontl.) (plat) teelbal; dat veeg ik aan mijn klooien, daar bekommer ik mij niet om (Zuidn.) naar de klooien zijn, dood zijn; (ook) niet meer te genezen zijn, ten onder gebracht, verloren, kapot enz.; dat is in mijn klooten, dat is naar mijn zin; (plat) (fig.) saaie, lauwe kerel een kloot van een vent; droogkloot. KLOOTJE, o. (-s), kleine (massieve) bol.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk