Gepubliceerd op 13-09-2018

Kleinigheid

betekenis & definitie

KLEINIGHEID, v. (...heden), geringe, kleine zaak, klein voorwerp, beuzeling, nietigheid: wij missen in ons huisftouden nog allerlei kleinigheden; ik houd mij met zulke kleinigheden niet op; zoo'n som is voor hem maar eene kleinigheid, beduidt voor hem niet veel;

— aan een bedelaar eene kleinigheid geven, eene aalmoes.
KLEINIGHEIDJE, o. (-s).