Wat is de betekenis van Kleinigheid?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kleinigheid

1) (19e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsorgaan. Ook wel: kleintje. • De Kleinigheid van Mejufvr. N.N. (Onderscheidene Drink-Conditiën. ca. 1830) • (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974) • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) 2) (eind 19...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinigheid

kleinigheid - Zelfstandignaamwoord 1. iets onbelangrijks "Ik heb een brief van onzen Frederik ontvangen, die mij, uit hoofde van eene tusſchenkomende kleinigheid, heeft doen beſluiten, om weder naar Antwerpen te keeren". Woordherkomst afgeleid van kleinig met het achtervoegsel -hei...

2024-04-20
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Kleinigheid

Kleinigheid is in de betekenis 'borrel' aan het begin van deze eeuw voor het eerst gevonden. Het zal duidelijk zijn dat het om een eufemisme gaat. De benaming wekte in 1903 de ergernis van een zekere J. Verdonck. In het tijdschrift Noord en Zuid schreef hij, in een artikel over eufemismen: Het is heel iets anders wanneer iemand op een kouden winter...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleinigheid

kleinigheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: klei-nig-heid 1. iets wat onbelangrijk is ♢ over zulke kleinigheden maak ik me niet druk 1. een kleinigheidje [een klein cadeau] Zelfst...

2024-04-20
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

kleinigheid

(1) In de negentiende eeuw een verbloemende benaming voor het vrouwelijk geslacht. Ook wel: kleintje*. De Kleinigheid van Mejufvr. N.N. 336 onderscheidene nieuwe en grappige Drink-Conditiën. Voor alle Vrolijke Gezelschappen. ± 1830, geciteerd in WNT (2) aan het begin van de twintigste eeuw een verhullende aanduiding van een borrel. De hoev...

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kleinigheid

iets wat nie veel waarde het nie; iets makliks.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleinigheid

s., sierke (it), sprút, sprútsel (it), kerl, sikkepitsje (it), grevel, greveltsje (it), spierke (it); allerlei kleinigheden, ditten en datten, ditsjes en datsjes, snypsnaren, snaerderijen; kleinigheden verrichten, knúskje, knuzelje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinigheid

v. (...heden), 1. geringe, kleine zaak, klein gebruiksvoorwerp, snuisterij, klein geschenk enz., meest in ’t mv. in collect. zin: wij missen in ons huishouden nog allerlei kleinigheden; een paar kleinigheden voor de kinderen; — zaak van weinig belang, iets ondergeschikts, onderdeel: tot in de kleinste kleinigheden; ik houd mij...