Gepubliceerd op 13-09-2018

Keus

betekenis & definitie

KEUS, KEUZE, v. (keuzen), verkiezing, de daad van het kiezen gij blijft natuurlijk geheel vrij in uwe keus; zijne keus vestigen op, laten vallen op; iem. de keus laten, iem. zelf laten kiezen;

— uit iets eene keus moeten doen, moeten kiezen;
— eene goede keus doen, juist kiezen;
— naar keuze, naar verkiezing;
— handel naar keuze, naar gij verkiest, naar u goeddunkt;
— in koopers keus, de dag der levering van gekochte effecten ter keuze van den kooper;
— (Zuidn.) verkiezing van leden van den gemeenteraad enz.);
— verscheidenheid, menigte om uit te Kiezen; ik zal u eene groote keuze zenden, hier is ruime keus;
—datgene wat gekozen is wat is uw keuze nu;
— er is geene keus bij, ik heb hieruit niets kunnen kiezen;
— wat zegt gij van mijne keus ? van mijne verloofde.