Gepubliceerd op 13-09-2018

Kaneel

betekenis & definitie

KANEEL, o. v. de gedroogde binnenbast van den kaneelboom, eene bekende aromatische zelfstandigheid, die haren eigenaardig aangenamen geur en smaak aan de in haar bevatte kaneelolie te danken heeft; (spr., scherts.) de wereld is een pijp kaneel; elk zuigt er aan maar krijgt niet veel,

— fijne kaneel, fijngestampte kaneelbast.

< >