Gepubliceerd op 02-09-2018

Danken

betekenis & definitie

DANKEN, (dankte, heeft gedankt), dankbetuiger iem. (voor iets) danken; gij hebt niet te danken;

verschuldigd zijn dit heb ik u te danken (ook in verwijtenden zin);
— Na het eten een gebed doen hebt gij al gedankt?;
— er is voor dien zieke gedankt, de predikant heeft in de kerk voor zijne herstelling een dankgebed uitgesproken;
— daar dank ik voor, dat sla ik af, dat doe ik niet, daar heb ik geen zin in.