Gepubliceerd op 13-09-2018

Jacobsladder

betekenis & definitie

JACOBSLADDER, v. (-s), (eig.) de ladder in het bekende droomgezicht van den aartsvader Jacob;

— middel tot gemeenschapsoefening met den hemel;
zeer lange ladder naar den top van een molen; (fig.) ’t was eene heele Jacobsladder, eene heele rij met klachten, een lang en vervelend verhaal;
— korte en breede touwladder met houten sporten om van het dek over de verschansing heen in het onderwant te komen; (ook) touwladder met meerendeels touwen treden of weeflijnen;
— riem, touw of ketting zonder einde waarop of waartusschen bakken zijn bevestigd, die het graan enz. beneden opscheppen en boven uitstorten;
— (plantk.) blauwe of witte sierplant, het speenkruid (polemonium coeruleum), jacobsladdertje noemt men ook het dalkruid of salomonszegel (polygonatum officinale).