Gepubliceerd op 19-09-2018

Ladder

betekenis & definitie

v. (-s), leer, werktuig tot opklimmen de sporten eener ladder;

— (Zuidn.) met de ladder uitgaan, ’s nachts uit stelen gaan;
— (gymn.) de liggende, schuine, loodrechte ladder, toestel in dieu stand geplaatst om daaraan gymnastische oefeningen te doen; de ladder Jacobs, zie Jacobsladder;
— (fig.) dc. maatschappelijke ladder, de opvolgende reeks van standen enz. in de maatschappij;
— hij staat een sportje hooger op de maatschappelijke ladder, is van hooger stand, bekleedt eene hoogere betrekking;
— zijstuk van een boerenwagen, dat tegen de rongen leunt;
— (oudt.) zeker oorlogstuig: stormladder; (wev.) zekere dubbele ladder van het getouw;
— (muz.) toonschaal. LADDERTJE, o. (-s).

< >