Gepubliceerd op 13-09-2018

Invoeren

betekenis & definitie

INVOEREN, (voerde in, heeft ingevoerd), iem. binnen eene ruimte brengen; ook fig.; iem. ten tooneele brengen : iem. sprekende, handelende invoeren:

— (electr.) stroom invoeren, inbrengen, naar binnen geleiden;
— (wisk.) eene waarde invoeren, bij de bewerking er inbrengen;
— (inz.) goederen uit een ander gebied of land aanvoeren : horloges ter sluiks invoeren, zonder de verschuldigde inkomende rechten ervoor te betalen;
— iets vrij invoeren, zonder inkomende rechten verschuldigd te zijn;
— (denkbeelden, gevoelens, meeningen, spreekwijzen enz.) in zwang brengen, in gebruik doen komen;
— eene wet invoeren, in werking doen treden;
— belastingen invoeren. INVOERING, v. het invoeren.