Gepubliceerd op 13-09-2018

Inval

betekenis & definitie

INVAL, m. (-len), het invallen, instorten, plotselinge nadering, onverwachte komst des vijands ; een vijandelijke inval: een inval doen (in een land);

— de politie deed in dat huis een inval, drong daar bij verrassing binnen (om eenig misdrijf , te constateeren);
— plotseling opkomende gedachte, denkbeeld : dat is een goede inval; hij kwam op den inval zijn huis te verkoopen; een geestige, gelukkige, aardige, belachelijke, zotte inval;
— (nat.) hoek van inval, bij de terugkaatsing, de hoek dien een licht- of geluidsstraal (in 't algemeen elke lijn waarlangs eene beweging plaats heeft) maakt met den verticaal op het punt van inval;
— (fig.) de zoete inval, huis of plaats, voor ieder open, waar men gastvrij onthaald wordt; (ook) naam voor koekkramen, wafelkramen enz.