Gepubliceerd op 24-02-2020

Houw

betekenis & definitie

Het begrip houw heeft 3 verschillende betekenissen:

1. houw - HOUW m. het houwen of hakken van hout: hout van den tweeden houw; ergens den vollen houw vinden, (fig.) van den ruimen overvloed rijkelijk kunnen toetasten;
— , (-en), een slag met een scherp werktuig: het is een houw in de lucht, een slag in de lucht, iets dat niet geeft; (w. g.) kleine houwen vellen groote eiken, de gestadige drup holt zelfs den hardsten steen; een houw met eene sabel; (ook) wonde door zulk een houw veroorzaakt hij had een houw over de rechterwang;
— (ook) de onderling evenwijdige kepen of groeven op eene vijl: vijlen van graven (middelbaren, fijnen) houw;
— (Zuidn.) iem. een houw geven, hem zeer bits toespreken.

2. houw - HOUW v. (-en), (kuip., enz.) houweel met korten steel, dissel, om de binnenzijde van vatduigen, radvelgen en andere holle vlakken te bewerken;
— (mets.) kalkkloet, kalkstok, kalkklopper.

3. houw - HOUW v. (veearts.) zekere oogziekte, waarbij een hard vliesje uit den binnensten ooghoek over den oogappel heen trekt, oogeelt.