GEWIJD, bn. geheiligd op het gewijd altaar; de gewijde hand des huwelijks, het heilige huwelijksverbond;
— volgens de gebruiken der R. K. Kerk gezegend, door er zekere gebeden over uit te spreken: gevrijd water, wijwater;
— gewijde aarde, gewijde grond, begraafplaats, kerkhof, dat onder bijzondere ceremoniën gezegend is zijn gebeente rust niet in gewijde aarde;
— (bij uitbr. ook van zaken die geen eigenlijke wijding hebben ondergaan): de gewijde Schrift, de gewijde bladen, de Bijbel; de gewijde geschiedenis, de bijbelsche geschiedenis; eene gewijde stof, een godsdienstig onderwerp; gewijde muziek, kerkmuziek; eene gewijde handeling, eene kerkplechtigheid; eene gewijde plek, die door herinneringen aan personen of gebeurtenissen geheiligd is; eene gewijde stond, een heilig, plechtig oogenblik.