Gepubliceerd op 06-09-2018

Gekheid

betekenis & definitie

GEKHEID, v. (van personen) onverstand, dwaasheid;

— van gekheid met weten wat men doen zal, zóó dwaas zijn dat men tot allerlei buitensporigheden in staat is;
— (spr.) die gekheid zaait, zal dwaasheid oogsten, wie dwaas doet, dwaas ontmoet;
— (w. g.) ongerijmdheid, dwaasheid de gekheid (of: het gekke) van dat verhaal loopt in }t oog;
— uit gekheid, voor de aardigheid;

—, (...heden), (in toepassing op gezegden, gedachten, meeningen, plannen en andere uitingen of werkingen van den geest) dwaasheid dat prachtige plan is niets dan eene groote gekheid, waar ik geen deel aan zal nemen;
— eene dwaze handeling, inz. een dwaze streek, een lichtzinnige stap men vergeeft een jongeling meer dan ééne gekheid; gekheden begaan, bedrijven;
— een andermans gekheid koopen, huizen, schepen, enz., die anderen voor veel geld hebben laten bouwen, voor betrekkelijk weinig geld koopen;
— eene ongerijmdheid, dwaasheid stel die gekheid uit uw hoofd !; we zullen dien knaap zijne, gekheden wel afleeren, die grillen, kuren, nukken, dwaze aanwensels;
— wat is dat voor gekheid !, hoe kunt ge zoo dwaas handelen wat is dat voor een zotte streek !;
— ik naar publieke vermakelijkheden ik geef niet meer om die gekheid;
— ’t is gekheid aan spoken te gelooven, het is iets ongerijmds, iets dwaas;
— gekheid of wat gekheid !, om te kennen te geven, dat men hetgeen gezegd is, als ongerijmd of althans geheel onjuist, ijdel of dwaas verwerpt: zij zouden zich die zaak aantrekken ? gekheid, het kan hun niets schelen;
— iets grappigs of kluchtigs, eene aardigheid: schei toch uit met die gekheid; hij gooit er altijd gekheid onder;
— zonder gekheid, zonder jokkernij, in ernst;
— gekheid ter zijde, {apart), scherts ter zijde, in ernst gesproken;
— alle gekheid op een stokje !, laat ons de zaak in ernst behandelen;
— gekheid maken met iem., door dwaasheden, plagerijen, boert of scherts zich met iem. vermaken, malligheid met hem maken: met een meisje gekheid maken;
— geen gekheid verdragen kunnen, niet verdragen kunnen, dat men met ons schertst, geen scherts verstaan, ze kwalijk nemen;
— daar komt gekheid van, of dat wordt gekheid, daaruit ontstaan moeilijkheden, inz. in toepassing op gevallen, waarvan twist, ruzie, of andere onaangenaamheden het gevolg kunnen zijn.
GEKHEIDJE, o. (-s): hij houdt wel van een gekheidje, van een grapje, van scherts.