Gepubliceerd op 02-09-2018

Gehoorzaam

betekenis & definitie

GEHOORZAAM, bn. bw. (...zamer, -st), gewillig of bereidwillig de bevelen van een meerdere opvolgende, inz. gezegd van kinderen in betrekking tot hun ouders of van menschen in betrekking tot God men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de menschen; ook van dieren inz. honden en paarden, gezegd; iem, aan iem. gehoorzaam zijn;

— uw gehoorzame dienaar (dienares), beleefdheidsformule aan het slot van brieven of hoffelijke plichtpleging bij het begroeten of afscheidnemen gebezigd jegens iem., die tot den hoogeren stand behoort;
— een gebod, bevel of last gehoorzaam zijn, er aan gehoorzaam zijn, het gewillig opvolgende of nakomende; een kind moet gehoorzaam zijn aan den wil van zijn ouders;
— (van zaken, inz. natuurkrachten, voorgesteld als onderworpen aan de macht van God of een met goddelijk gezag bekleed persoon): Hem gehoorzaam, naar de uitspraak van Zijnen wil werkende hoedanig een is deze, dat ook de winden en de zee hem gehoorzaam zijn ?