Gepubliceerd op 02-09-2018

Gebuurte

betekenis & definitie

GEBUURTE, v. (-n), (w. g.) plaats, waar iemands geburen wonen; de nabij iemands woning gelegen huizen, iemands buurt;

— de gebuurte, de huizen, die in de nabijheid staan; de personen, die in iemands of in elkanders nabijheid wonen, de gezamenlijke geburen, de buren of buurt; zeker aantal naast of nabij elkander staande huizen, die een bepaald deel van eene stad of een dorp vormen, wijk of buurt: Leiden is verdeeld in negen wijken, die weder in 39 afdeelingen, gebuurten genaamd, gesplitst zijn;
— heer der gebuurte, buurtmeester;
— knecht der gebuurte, persoon van wiens diensten de heer der gebuurte in zijn werkkring gebruik maakt;
— raad der gebuurte, persoon die den buurtmeester als raad ter zijde staat en hem bij ontstentenis vervangt;
— eenige weinige bij elkander gelegen huizen op het land, gehucht, buurtschap.

< >