Kiosk
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

Op de hoogte blijven?


  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
Van Dale 1898

Van Dale 1898

Groot woordenboek der Nederlandsche taal

Gepubliceerd op 13-09-2018

Huizen

betekenis & definitie

HUIZEN, (huisde, heeft gehuisd), wonen : ergens huizen; met iemand huizen; zij huizen bij elkander; huisvesten, in de uitdr. iemand huizen en hoven, zie HOVEN; (w. g.) huis houden, te werk gaan: de Zweden hebben in die streken slecht gehuisd.

Gerelateerd

  • Alles over Huizen
  • Synoniemen van Huizen
  • Spelling Huizen
  • Huizen vervoegen
  • Spreekwoorden met Huizen
  • Lukraak woord

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

Op de hoogte blijven?


  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2022 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten