Gepubliceerd op 02-09-2018

Gaden

betekenis & definitie

GADEN, GAAIEN, (gaadde (gaaide), heeft en is gegaad (gegaaid)), (veroud.) bij elkander behooren, samen een paar uitmaken, (inz. in figuurlijke toepassing): Alva en Vargas, (niemand vinde vreemd, dat ik dit paar, gegaaid door zin en wit, in éénen adem noem); (veroud.) bij elkander behooren, en daardoor overeenstemmen: bloemen die wel gaaien; (Zuidn.) iem. (3 n.) gaden (gewoonlijk tot gaan samengetrokken), overeenstemmen met iemands lust of neiging, hem bevallen, lijken: morgen om tien uur kom ik bij u; gaat (eig. gaadt) u dit?

< >