EVENWICHT, o. gelijkheid van gewicht; stand waarbij een voorwerp zich niet onder de werking van krachten beweegt: in evenwicht houden; het (of zijn) evenwicht bewaren; het (of zijn) evenwicht verliezen, twee krachten houden elkaar in evenwicht, zijn even sterk, heffen elkander op;
— (schild.) het evenwicht der lichamen, dat het eene voorwerp zich niet te veel opdringt ten koste der andere;
— het evenwicht tusschen ontvangsten en uitgaven, dat zij tegen elkander opwegen.