CHRISTEN, m. (-en) belijder van den Christelijken godsdienst;
— Christen worden, zich laten doopen;
— het zijn niet altijd de beste Christenen die het eerst in de kerk zijn; hoe dichter bij den paus (bij Rome, bij Dordt), hoe slechter christenen;
— iem. die overeenkomstig de leer van Jezus leeft en handelt.