DOOPEN, (doopte, heeft gedoopt), door den Heiligen Doop tot Christen wijden (oudt. kerstenen);
— dat zijn gedoopte heidenen, zij zijn wel gedoopt, maar in daden en opvattingen blijken zij allesbehalve Christenen;
— een naam (of spotnaam) geven hoe is hij gedoopt ? hoe is zijn naam ? ook een schip doopen;
— indompelen beschuit in melk doopen;
— zijne pen in gal doopen, scherp en bitter schrijven;
— met wijn doopen, er water onder mengen. DOOPING, v.