Gepubliceerd op 01-09-2018

Burgerlijk

betekenis & definitie

BURGERLIJK, bn. bw. (-er, -st), tot den burgerstand behoorende, daarmede overeenkomende;

register van den burgerlijken stand, register van geboorte, overlijden en huwelijk; de burgerlijke maatschappij;
— het burgerlijk jaar, van 1 Jan. tot 31 Dec.;
— het burgerlijk armbestuur; een burgerlijk huwelijk, in tegenstelling met het kerkelijk;
— (recht.) de burgerlijke dood, verlies van alle burgerrechten tengevolge van een strafrechtelijk vonnis;
— de burgerlijke rechtspleging; het burgerlijk wetboek;
— het burgerlijk recht, dat de verhoudingen, betrekkingen der burgers regelt;
— burgerlijke bouwkunde, de gewone, in tegenstelling met water-, scheepsbouwkunde;
— niet militaire: eene burgerlijke betrekking;
— de burgerlijke beleefdheden, de regelen der gewone beleefdheid of hoffelijkheid;
— die man leeft burgerlijk, behoorlijk deftig, doch niet weelderig;
— dat is erg burgerlijk, niet fijnbeschaafd, ordinair, onbeschaafd. BURGERLIJKHEID, v.