Wat is de betekenis van burgerlijk?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

burgerlijk

burgerlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. tot de burgers behorend, tot de middenstand behorend Hij was van burgerlijke afkomst. 2. horend bij de staatsburger of in een geregelde maatschappij, bekrompen en saai niet avontuurlijk Heb alsjeblieft een beetje burgerli...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

burgerlijk

burgerlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: bur-ger-lijk 1. wat hoort bij de burgers van een maatschappij ♢ een geboorte moet je melden bij de burgerlijke stand 1. een burgerlijk huwelijk [voor d...

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

burgerlijk

- burgerlijke begrafenis, niet-kerkelijke begrafenis. Er worden een aangepaste geluidsinstallatie, een spreekstoel en andere benodigdheden aangekocht zodat voortaan alles aanwezig is voor een burgerlijke begrafenis. - HN, 29-11-2002. - burgerlijke partij, benadeelde persoon die in een rechtszaak schadevergoeding vraagt, civiele parti...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

burgerlijk

In de volg. verb.: (Belg.) burgerlijk ingenieur e.d., officiële academische graad, in Nederl.: civiel ingenieur; - Burgerlijke Bescherming, (Belg.) Civiele Bescherming, geheel van niet-militaire maatregelen tot bescherming van de bevolking, haar bezittingen enz., in Nederl.: Bescherming Bevolking; - (Belg., rechtst.) burgerlij...

2024-04-20
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Burgerlijk

In uitdrukkingen als: burgerlijk recht, burgerlijk wetboek, wordt ‘burgerlijk’ gebruikt in de betekenis van: algemeen, voor allen geldend, maar speciaal in tegenstelling tot: strafrechtelijk, of: kerkelijk, of: militair, of: bestuursrechtelijk, of: handelsrechtelijk. In het algemeen dus kan men ‘burgerlijk’ opvatten als: alg...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Burgerlijk

adj., boargerlik.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Burgerlijk

bn. bw. (-er, -st), 1. tot de stand der burgers behorende, meestal in tegenst. met adellijk: van burgerlijke afkomst; burgerlijke personen; burgerlijke romans; de burgerlijke partijen, in tegenst. met de linkse; 2. zó als onder gezeten burgers gebruikelijk is, eerbaar, fatsoenlijk: zich burgerlijk gedragen;...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

burgerlijk

bn., bw. (niet-militair; tot de burgerstand behorend; eenvoudig, als burgers; ong. niet fijn; alledaags; bourgeois); het burgerlijk bestuur; een burgerlijk man; de burgerlijke beleefdheid in acht nemen, welke nl. ieder past als medeburger; de burgerlijke stand, register van geboorten, sterfgevallen, huwelijken enz. in elke gemeente; burgerlijk huwe...