BOOMHEVEL, m. (-s), hefboom waarmede boomen op een wagen getild worden; boom die als hevel dient;
...HOEK, m. (-en), muren verdeelen de tuinen in ’t Westland in hoeken en waar de vruchtboomen staan, heeft men de boomhoeken;
...HOEN, o. (-ders), eene familie van hoendervogels (penelopinae) die op boomen nestelen, in Zuid-Amerika thuishoorende;
...HOF,m. (...hoven), (gew.) boomgaard;
...HOLTE, v. (-n);
...HOUT, o. brandhout van opgaande boomen afkomstig;
— (weverij) boomschijf.