BOLWERKEN, (bolwerkte, heeft gebolwerkt), met bolwerken voorzien, verschansen;
— een schip in zee bolwerken, de goederen of den last in een schip verleggen;
— hij zal het er wel bolwerken, klaar spelen, tot stand brengen; (ook) uithouden;
— (gew.) er niet tegen kunnen bolwerken, er niet tegen opgewassen zijn;
— (w. g.) ervoor moeten bolwerken, er hard voor moeten werken.