bolwerken
bolwerken - Werkwoord bolwerken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bolwerk
Wiktionary (2019)
bolwerken - Werkwoord bolwerken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bolwerk
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)
1. Vroeger een veelal rond verdedigingswerk voor of buiten een stadsmuur of -omwalling. 2. Later gebruikt als synoniem voor bastion. 3. Ook in het algemeen wel gebruikt voor een belangrijk, niet nader gedefinieerd verdedigingswerk. (Stichting Menno van Coehoorn)
J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)
Bolwerken - Bij de uitbreidingen* in de 17de eeuw werd A. omgeven met een vestingwal, voorzien van poorten*, een gracht, torens en 26 bolwerken: een hecht, massief en beproefd verdedigingswerk dat de stad meer dan twee eeuwen omsloten heeft. De bolwerken zijn echter na 1825 successievelijk verdwenen en later, na 1870, toen de herleving van de stad...
Van Dale Uitgevers (1950)
(bolwerkte, heeft gebolwerkt), 1. (veroud.) met bolwerken voorzien, verschansen. 2. een schip in zee bolwerken, de goederen of de last in een schip verleggen. 3. hij zal het wel bolwerken, klaar spelen, tot stand brengen; (ook) uithouden; — (gew.) er niet tegen kunnen bolwerken, niet tegen opgewassen zijn.
M. J. Koenen's (1937)
bolwerkte, h. gebolwerkt (verschansen, versterken, vero.; inz. fig. het klaarspelen, in orde brengen): hij zal het wel bolwerken.
Jozef Verschueren (1930)
('bol) (bolwerkte, heeft gebolwerkt) 1. Veroud. met een bolwerk versterken. 2. gedaan krijgen, klaar spelen: hij zal het wel -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(bolwerkte, heeft gebolwerkt), 1. een schip in zee bolwerken, de goederen of de last in een schip verleggen; 2. klaarspelen, tot stand brengen; (ook) uithouden: hij kan het niet bolwerken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: