BELUST, bn. (-er), begeerig;
— belust zijn op, lust hebben in;
— wie is er belust ? wie heeft er trek in?;
— die vrouw is belust, met lusten (van zwangere vrouwen). BELUSTHEID, v. ziekelijke lust (inz. bij zwangere vrouwen).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: