Gepubliceerd op 01-09-2018

Beitel

betekenis & definitie

BEITEL, m. (-s), stalen of verstaald gereedschap, aan ééne zijde scherp en aan de andere in eene spijkervormige punt (arend) uitloopende die in een houten heft wordt bevestigd, van verschillenden vorm en verschillende grootte, en dienende om hout, metaal, steen, enz. te behakken kant-, hak-, steek-, koud-, schietbeitels, gutsen of ronde beitels; kromme, holle beitels; draai-, beeldhouwersbeitel enz.; kloof-, fermoor-, kromme-, snikkenbeitel enz. (zie aldaar);

— daar zal een scherpe beitel toe noodig zijn, daar zal men kras dienen op te treden;
— beitels of wiggen van een toestel om olie te persen; zie LOS- en SLAGBEITEL.